Delfts Blauw en Porselein

08-03-2021

Volgende Tekst komt uit het Museumtijdschrift met toestemming om op onze website te publiceren naar aanleiding van de tentoonstelling 'Jingdezhen. 1000 jaar porselein't/m 9 januari 2022 in Museum Prinsenhof Delft

De tentoonstelling is te bezoeken zodra de Nederlandse musea hun deuren weer mogen openstellen voor publiek.

Porselein van de hoge heuvel

Delfts blauw dankt zijn bestaan aan porselein uit het Chinese Jingdezhen, 's werelds grootste keramiekstad. Op deze expositie in Delft, die achter de schermen al klaarstaat, representeren negentig topstukken uit Nederlandse musea de duizendjarige traditie van het 'witte goud'.

Een kloeke porseleinen vissenkom (1735-50) zet de toon voor 'Jingdezhen. 1000 jaar porselein', een tentoonstelling over deze vermaarde porseleinindustrie in Museum Prinsenhof Delft. Binnenin 'zwemmen' raak gepenseelde goudkarpers tussen waterplanten. Aan de buitenzijde beelden de Chinese keramisten zichzelf af. Welgeteld 72 handen maken samen een dergelijke pot: kneden, modelleren, controleren, beschilderen. De ambachtstraditie stelt dat elke makershand slechts één discipline vaardig mag zijn. Dus penselen decorateurs met kobaltblauw de motieven. Als vormgevers blijven zij van de kleuren af. Bij de kleurinvullers is het juist andersom. Zulke afgebakende taken voorkomen dat de geest afgeleid raakt. Na het versierwerk volgt glazuren, bakken in de gestookte oven en verpakken voor vervoer. Ondertussen loert steeds het gevaar dat iets breekt.

Vissenkom uit de Qing-Dynastie, ca. 1740-50, collectie Kunstmuseum Den Haag

Wulpsheid en huwelijksgeluk
In de zevende eeuw ontdekt men in Zuidoost-China op de Kao-Ling (Hoge Heuvel) schoon wit, zilverachtig puin. Vermengd met rivierwater levert het verpulverde spul een soepele, witte slib op: gebruiksklare kaolien-klei. 'Petuntse' - graniet met een hoog silicagehalte - maakt de kleihuid flinterdun als glas, maar sterker. Uit deze Qingbai-traditie stamt het oudste, teer lichtblauw-groen geglazuurde setje op de tentoonstelling: een kom (960-1279) en een kan (1127-1279). De elfde-eeuwse keizer Jingde schenkt zijn naam en kapitaal aan het naburige stadje Jingdezhen, waar een commerciële porseleinproductie opbloeit met opeenvolgende dynastieën als clientèle.
De laatste Qing-dynastie (1644-1911) ondervindt in de negentiende eeuw economische crises en politieke onrust. Keizerlijke ovens worden vernietigd en herbouwd. Maar ambachtskunstenaars bewaren hun vakkennis altijd in hun vingers, zowel keramisten als landschapstekenaars. Beide tradities ontmoeten elkaar in een serene schotel met daarop het karstgebergte bij Giulin (1662), al zijn de bergspitsen in werkelijkheid stomp. Net zoals bij de inktschilderingen verwoordt een gekalligrafeerd gedicht de qi (natuur)sensatie. Op een kleurige Qing-tuinkruk (1800-50) prijken lotusbloemen, mandarijneenden en kraanvogels die lang huwelijksgeluk symboliseren. Maar wat te denken van de fallische bloemenhouders (1736 en 1835) voor de keizers Qianlong en Guangxu?
Communistisch China verbiedt Jingdezhen in 1949 nog 'kunstporselein' te maken. Toch verrast de partij in 1975 hun leider Mao Zedong met een tuttig theeservies. Pruimenbloesem en bamboedecoratie staan voor bescheidenheid en trouw.

Bloemenhouders uit de Qing-dynastie, 1850-1900, collecties Rijksmuseum en Keramiekmuseum Princessehof,                                         foto: Chris Reinewald

Op bestelling
De Nederlands-Chinese handelsrelatie begint in de zeventiende eeuw. Onze Verenigde Oost-Indische Compagnie laat dan in Jingdezhen porselein op bestelling, 'Chine de commande', maken. Wanneer een Chinese burgeroorlog in 1644 de porseleinproductie tijdelijk lamlegt, maken Delftse plateelbakkers eigen chinoiserie. Dit Delfts blauw is echter van een mindere kwaliteit aardewerk met tinglazuur, dat gauw aan de randjes barst. Later, tussen 1700 en 1705, bestellen welgestelde Delftenaren hun serviezen met familiewapens erop toch weer bij de bron in Jingdezhen.
Ook nu nog draaien de porseleinfabrieken in Jingdezhen op volle toeren. Voor de tentoonstelling fotografeerde Aart Kooij de stad anno 2020 met werkplaatsen waar westerse keramisten kind aan huis zijn. Alleen de kaolien-klei komt nu elders uit China. Leuke uitsmijter is de installatie van de Nederlands/Chinese conceptkunstenaar Nihai Feng. Hij liet hiervoor Delftenaren gebruiksvoorwerpjes kiezen en die in Jingdezhen als hedendaagse 'Chine de commande' uitvoeren. Herkent nog iemand de vaste telefoon?

Tuinkruk, collectie Keramiekmuseum Princessehof, bruikleen De Ottema-Kingma Stichting

Leestip
Edmund de Waal, 'De witte weg', De Bezige Bij, 2015. Hierin volgt de Britse meesterkeramist de wonderlijke kronkelwegen van Jingdezhen naar Dresden, Versailles en Cornwall tot in zijn Londense werkplaats. Een odyssee met Chinese keizers en Europese adel en hun, soms zelfs ingesloten, hofkeramisten.

Bron: Chris Reinewald

Delfs aardewerk

Delfts aardewerk ontstaat als alternatief voor het porselein uit China dat aan het begin van de 17de eeuw via de Verenigde Oost Indische Compagnie (VOC) in de Republiek bereikt. Het aardewerk uit Delft groeit uit tot een belangrijk exportproduct en wordt uiteindelijk een internationaal icoon van de Nederlandse nijverheid.

Aan het begin van de zeventiende eeuw komen de eerste ladingen Aziatisch porselein aan in Middelburg en Amsterdam. De VOC is opgericht uit verschillende handelscompagnieën en onderhoudt namens de Nederlandse staat een netwerk van handelsposten in Azië en koopt daar onder meer Chinees porselein. In Nederland slaat het in als een bom en wordt in korte tijd ongekend populair onder de elite.

Al snel probeert men de porseleinen producten in verschillende Nederlandse steden na te maken. Echt porselein kunnen de pottenbakkers niet maken, omdat de belangrijkste grondstof, speciale kaolin (Kaolien of Chinese klei). De onmisbare grondsoort voor het vervaardigen van porselein kaolin ontbreekt. In plaats daarvan verfijnen zij de bestaande aardewerktechnieken zodanig dat het eindproduct steeds dunner, witter, en glanzender wordt. Het uitgangspunt hiervoor is een techniek die is geïntroduceerd door Antwerpse plateelbakkers.

Sprankelende glans

Door tin oxide toe te voegen aan het glazuur, krijgt dit een witte kleur. De techniek is erg oud, en is uit het Midden-Oosten via Spanje naar het noorden gebracht. Vlaamse plateelbakkers die zich na de val van Antwerpen (1585) vestigen in Hollandse steden als Haarlem, Amsterdam en Delft introduceren hem in Nederland. Zij maken grovere gebruiksvoorwerpen (borden, schotels en kommen) die aan één kant zijn voorzien van tin glazuur en kleurrijke beschilderingen.

Het lukt de Delftse pottenbakkers om op basis van deze techniek een product te maken met een dunne scherf, een helder wit oppervlak en een sprankelende glans. De helblauwe schilderingen en de vormen zijn gekopieerd van het Chinese porselein. Het aardewerk lijkt zo goed dat men spreekt van Delfts 'porceleyn'.

Waarom Delft?

Hoewel de Antwerpse plateelbakkers neerstrijken in meerdere Nederlandse steden, waaronder Haarlem, Gouda en Rotterdam, ontstaat in Delft het grootste centrum voor dit nieuwe fijne type aardewerk. Waarom dit juist in Delft gebeurt heeft te maken met een samenloop van economische omstandigheden.

Bron en Meer weten: volg deze link